SNAPSHOT 1 : HOPE (18)
Het eerste portret in de reeks Snapshots is meteen een heel bijzonder. Hope is net 18 geworden en is al bijna 13 jaar mijn pleegdochter. De laatste tijd zegt ze me wel eens: “Je moet niet altijd alles voor mij invullen.” Dus laat ik haar zelf aan het woord.
“Toen ik vijf jaar was, veranderde mijn leven. De politie haalde mij op bij mijn mama en bracht mij naar een pleeggezin. Ik begreep niet wat er gebeurde. Ik moet mensen al een tijdje kennen voor ik zeg dat ik in een pleeggezin zit. Vaak weten ze dan niet meteen wat dat is. Als ik het uitleg, beginnen ze niet meteen anders te doen of zo. Voor mij is een pleeggezin eigenlijk gewoon hetzelfde als een ander gezin.”
“Een paar jaar geleden is mijn mama gestorven. Haar dood heeft mij achtergelaten met veel vragen. Mama was boos op mijn broer en mijn zus en ze riep: “Al mijn kinderen haten mij.” Een dag later was ze dood. Zogezegd door een hartaanval. Maar daar geloof ik niets van. Het is té toevallig. Heeft ze een overdosis genomen? Is ze uit het leven gestapt?”
“Mijn broers, mijn zussen en ik hebben veel dingen gezien de we niet hadden moeten zien. Sinds de dood van mama moet ik daar veel aan denken. Ik probeer zoveel mogelijk bezig te zijn met mijn paarden, mijn vrienden en mijn lief. Dat helpt. Met sommige mensen kan ik erover praten. Dat helpt ook.”
“Toen Filou, het paard van mijn (pleeg)nonkel moest bevallen, ging ik er onmiddellijk naartoe. Ik heb de geboorte van Juno meegemaakt. Filou liet mij meteen bij haar veulen. Juno kwam op mijn schoot liggen. Later leerde ik Juno alles. Hij was snel bang, maar ik wist hoe ik met hem moest omgaan. Op een zeker moment moest Juno weg. Dat is kut. Vooral omdat ik niet weet waar hij naartoe is gegaan. Wordt hij daar goed verzorgd? Leeft hij zelfs nog?”
“Ik vertrouw paarden meer dan mensen. Mensen zeggen van alles, maar soms doen ze niets. Bij een paard zie je gewoon wat het doet. Dat mensen niet te vertrouwen zijn, ontdekte ik door mama. Ze nam mij mee naar vreemde mannen. Ik moest op de zetel slapen en hoorde alles. Toen ik eens in het ziekenhuis lag, beloofde ze altijd dat ze op bezoek zou komen, maar uiteindelijk daagde ze nooit op. Zeggen dat je iemand graag ziet, is niet genoeg. Je moet ook iets doen. Het is iets waar ik zelf ook aan moet werken.”
“Volgend schooljaar wil ik orthopedagogie gaan studeren. Daarna wil ik in een instelling gaan werken als begeleider en hypotherapeut. Later wil ik in een huis wonen waar ik ook plaats heb voor dieren. Twee honden. En paarden natuurlijk…”
Soms wordt de indruk gewekt dat jongeren die opgroeien in de jeugdzorg vogels voor de kat zijn. Verhalen zoals dat van Hope laten zien dat jonge mensen die heftige dingen meemaken en met onoplosbare vragen blijven zitten wél hun weg kunnen vinden in het leven. Haar moeder had haar geen betere voornaam kunnen geven.
(DANNY KEUPPENS)
SNAPSHOT 2: XANTHYA (19)
Van alle verhalen die ik hoorde van jongeren in de jeugdzorg, is dat van Xanthya zeker één van de meest indrukwekkende. Zij, haar zus en haar moeder werden jarenlang mishandeld door haar vader, die ‘het monster van Vilvoorde’ werd genoemd…
“Het begon al voor ik was geboren: mijn vader sloeg mijn moeder met een stok in de buik omdat hij niet wilde dat ik geboren zou worden. Toen ik er eenmaal was, ging het gewoon door. Om een voorbeeld te geven… Mijn zus en ik waren aan het spelen in de zetel en ik liet iets op de grond vallen. De gebruikelijk straf van mijn vader was: handboeien. Hij maakte mij vast aan de trap. Omdat ik mij altijd los kon maken, deed hij ze zo strak aan dat het pijn deed als ik bewoog. Mijn oma kwam binnen. Ze keek naar mij en vroeg: ‘Ben je weer stout geweest?’ Ze ging weer weg en liet mij daar gewoon zitten. Als klein kind besefte ik niet wat er gebeurde. Maar als ik er nu over nadenk… shit.”
“Wat mij de laatste tijd bezighoudt, is niet zo zeer wat mijn vader heeft gedaan, maar wel wat er gebeurde tijdens het tweede proces. Ik geloofde in de familie langs de kant van mijn vader. Maar bij het proces zaten mijn oma en mijn tante aan zijn kant. Ze zwaaiden naar ons. Mijn vader zat in de gevangenis. Ze moesten niet bang zijn. Ze konden de juiste keuze maken. En toch steunden ze hem. Ze hadden een klacht ingediend, maar die trokken ze weer in. Voor hen draaide alles altijd rond familie. Tijdens het proces zeiden ze in feite: ‘Jullie zijn geen familie’. Mijn vader is niet het enige monster. Het gaat om een heel systeem.”
“Als alles achter de rug is, is het nog niet gedaan. Nadat we weggehaald waren bij mijn vader zijn we in een instelling beland. Mijn trauma’s verwerken en mij tegelijk aan allerlei regeltjes moeten houden… dat ging niet. ’s Nachts begon ik aan vroeger te denken en kon ik niet meer slapen. Ik was depressief, vluchtte in drugs en liep weg, … Alles is veranderd op mijn zeventiende. Hét keerpunt was het moment dat ik bij mijn moeder mocht gaan wonen. Ik kon haar helpen in huis en dat gaf mij zelfvertrouwen. Ik stopte met drugs. Ik begon weer naar school te gaan en haalde op enkele maanden mijn certificaat. Ondertussen werk ik in een bedrijf dat boeken verdeeld.”
“Als ik mijn moeder en mijn zus niet zou hebben, dan zou ik er al niet meer zijn. Dat meen ik. Ik heb al dikwijls gedacht: ik ben er klaar mee. Maar ik kan het hen niet aandoen. Ze zouden eraan kapotgaan en dat is het laatste wat ik wil. Vroeger kon mijn moeder niet praten. Dat gaat nu veel beter. Met iemand kunnen praten die hetzelfde heeft meegemaakt, is belangrijk voor mij. Andere mensen kijken naar mij met medelijden. Mijn moeder ziet vooral de kracht die ons heeft geholpen om eruit te geraken. Het is mamaliefde die ik nodig heb.”
“Ik ben een boek aan het schrijven over mijn jeugd. Niet alleen om rust te vinden of om weer te kunnen voelen, maar ook om mensen die hetzelfde meemaakten te inspireren. Ik wil hen aanmoedigen om hun mond open te doen en te zorgen voor gerechtigheid. Mijn mama werd eerst niet geloofd - in onze maatschappij is er nog altijd te weinig oog voor bepaalde noodsignalen - maar ze heeft volgehouden. En toen zijn de andere vrouwen van mijn vader gevolgd. Dat is mijn boodschap: komaan girls, verzet jullie, we mogen de monsters niet hun gang laten gaan!”
DANNY KEUPPENS